“Is dat nou echt?”, vraagt Bep als de burgemeester naast haar is komen zitten en ze de ambtsketen van dichtbij ziet. Ze voelt er even aan. De burgemeester lacht: “Ja hoor, het is geen kitsch. En hij is echt zwaar.” Samen bekijken ze de symbolen op de schakels en de penning met het gemeentewapen van Loon op Zand.
Door Ilonka Bokma
Bep heeft een huis vol visite. Allemaal familie. Van de burgemeester krijgt ze een boeket met witte lelies, gele rozen en blauwe hyacinten. Haar kinderen gaan die meteen in een vaas zetten. Dan opent ze een pakje dat de burgemeester uit een andere gemeente moest laten komen. Het is haar geboorteakte. Bep heeft nog geen bril nodig en leest moeiteloos voor: “Norberta Bernadetta Theresia, geboren op maandag 2 november 1925 in de Hoefstraat 185 te Tilburg.”
De nonnen
“Ik ben thuis geboren, voor zover ik weet.” Bep lacht. “Ik was de jongste. Ik had drie oudere zussen. Jo is 86 geworden, Annie 103 en Riet 99. Ik heb een goed thuis gehad. Mijn ouders waren harde werkers. Vader werkte op de schoenenfabriek in Tilburg en ons moeder was huisvrouw en zorgde voor het gezin.” Net als haar zus Annie ging Bep na de lagere school naar het internaat van de Franciscanessen in Veghel om onderwijzeres te worden. “Annie vertelde mooie verhalen over die school, maar ze had niets gezegd over de rare regeltjes daar. Van de nonnen mocht je bijvoorbeeld nooit samen met een ander meisje lopen, maar drie of vier meiden naast elkaar, dat mocht dan weer wel.”
Na twee jaar brak de oorlog uit. “We moesten snel alles inpakken want de Duitse soldaten pikten onze slaapzaaltjes in. Met twee koffers ben ik gevlucht. De treinen liepen niet. Met een laatste bus kon ik nog net ons huis halen. Mijn ouders zeiden altijd; waar moet je bang voor zijn als je toch niet weet wat er komt? Maar ik was echt bang. Nog steeds als ik onweer hoor denk ik aan de oorlog.”
’t Wit Paardje
Toen de oorlog voorbij was ging Bep naar de naaischool. “Ik heb er drie diploma’s gehaald: lingerie, costumière en coupeuse. Daarmee kon ik aan de slag. In die tijd naaide je dan bij klanten thuis. Bij gezinnen die ook een huishoudster in dienst hadden. Tussen de middag kreeg ik daar warm eten.”
Elke dag ging Bep naar de kerk en op de zondag twee keer. In de weekenden kon ze ook leuke dingen doen. “Om de week ging ik met mijn vriendinnen naar ’t Wit Paardje. Dat was een dancing en er speelde een band. Op een avond kwamen er een paar jongens binnen met een fiets! Die gingen ze achter parkeren. Eén van die jongens vroeg of ik wilde dansen. Hij heette Henk. Hij danste heel goed en we hebben de rest van de avond samen op de dansvloer gestaan.”
Henk speelde ook in het 1ste elftal van voetbalclub DESK. Net als zijn broers. Met uitwedstrijden was er een bus voor het hele team en hun aanhang. Daar was de moeder van Bep niet blij mee. “Mijn ouders waren natuurlijk geen jongens gewend. Maar toen ik vertelde dat de pastoor ook meeging vond ze het goed. En er gebeurde geen gekkigheid hoor, we kletsen en we zongen liedjes.” Zo leerde Bep ook Riet van der Ven kennen, die na al die jaren nog steeds een goede vriendin is.“Riet is nu 97, ze woont in Waspik. Jammer dat ze geen auto meer kan rijden, maar we bellen nog wel met elkaar.”
Toen Bep en Henk in 1952 gingen trouwen naaide Bep haar eigen bruidsjurk. Ze gingen wonen in de Jan de Rooijstraat. Henk was modelleur bij de schoenenfabriek in Waalwijk en tekende ontwerpen voor de winter- en zomercollectie. “Als we door een winkelstraat liepen was ik hem regelmatig kwijt. Stond ie weer voor een etalage naar schoenen te kijken.” Bep bleef werken als naaister. “Toen de kinderen kwamen werkte ik gewoon vanuit huis. Dus onze eettafel lag altijd vol met mijn naaispullen en Henk zijn tekeningen.”
Gezellig bij Omi
Bep woont nu in het appartement waar ze in 2001 met Henk ging wonen. Nog steeds zelfstandig. “Ik heb een leuk huisje en ik ben nog gezond. Ik hou van ritme. Opstaan tussen zeven en acht uur, om twaalf uur warm eten, bakske tussendoor. Om zes uur kijk ik het journaal en eet ik een witte boterham.” De kinderen helpen met boodschappen doen en koken. Bep heeft negen volwassen kleinkinderen. Voor de achterkleinkinderen is zij Omi. “Met Sinterklaas is hier een optocht met lichtjes en zo. Die kleintjes vragen dan, Omi kunnen we komen? Dan staan we hier met z’n allen in de woonkamer voor het raam te kijken. Gezellig.”
“We hebben nog een cadeautje voor u”, zegt de burgemeester. “Een bankje met uw naam erop. Dat hebben we vanochtend voor uw deur geplaatst.” Hij biedt zijn arm aan. Samen lopen ze naar buiten en gaan op het bankje zitten. “Wat is nou het geheim om honderd te worden?”, vraagt de burgemeester. “Aardig zijn voor elkaar”, zegt Bep. “Aardig zijn voor elkaar en gewoon blijven ossenmen.”
