In de media verscheen het bericht dat jongeren niet kunnen rondkomen. Aan het eind van elke maand komen ze geld tekort. Hoe komt het dat wij in onze jeugd daar blijkbaar minder last van hadden? En is de tijd van toen vergelijkbaar met die van nu? Van thuis uit kreeg ik mee dat als je iets wilt kopen, het geld ervoor eerst met werken moet verdienen.
Door Jack IJpelaar
Ik ben opgegroeid in een arbeidersgezin met zes kinderen. Mijn vader zei dat we na de lagere school allemaal mochten doorstuderen, maar als we zouden blijven zitten, moesten we van school af en gaan werken. Ik werd in de zesde klas getest als geschikt voor de HBS, maar mijn vader vond dat de MULO voorlopig hoog genoeg gegrepen was. Maar de MULO was het niet voor mij. Ik had het al niet zo met school en dan moest je ook nog huiswerk maken. Daar ging wel erg veel vrije tijd inzitten, vond ik. Zo kwam ik het eerste jaar nog wel op routine door, maar in de tweede klas bleef ik zitten. Drie dagen later, maandag 1 juli 1968 om 9.00 uur vond ik mijzelf, 14 jaar oud, terug in een hotel in Tilburg als jongste bediende. Dat had mijn vader al zo geregeld. Hij kende zijn pappenheimers. Salaris: 25 gulden (voor de jongeren: dat is zo'n 11.25 euro) netto in de week, inclusief de kost, voor 5½ werkdag, zaterdags werkte ik een halve dag.
Mijn salaris heb ik thuis afgegeven tot ik in militaire dienst ging. Maar ook ik wilde met 16 jaar zo’n brommer met een hoog stuur. Daarvoor ging ik bijwerken in een plaatselijk horecabedrijf. Ik nam dan een snipperdag om daar een bruiloft te kunnen werken. Toen de vakantieperiode zich aandiende was er In het hotel een probleem om het rooster rond te krijgen. Er moest iemand gevonden worden voor de ontbijtdienst. Vanaf ‘s morgens 06.00 uur. Ik meldde dat ik het als extra wel wilde doen. Dat moest 7 dagen, dus ook op mijn vrije zondag. Hoewel het op mijn leeftijd eigenlijk niet toegestaan was om op zondag te werken.
Na het hotel ging ik in het restaurant van de Schouwburg werken. Als er een grote artiest optrad zoals Charles Aznavour, dan was er na afloop een galabal in de Studio. Je kon dan buiten het rooster om werken. Toen Aznavour kwam, had ik al de hele dag in het restaurant gewerkt en ging daarna in de Studio het galabal werken. Rond 04.30 uur was het afgelopen en konden we gaan opruimen. Ik stond ‘s morgens om 9.00 uur weer ingeroosterd in het restaurant. Met hard werken heb ik een brommer met hoog stuur kunnen kopen.
Als je iets extra’s wilde, was het heel gewoon dat je daar extra voor werkte. Daar werden wij mee opgevoed. Niet om meteen te gaan lenen. Mijn broer werkte in de bouw, stond de hele dag op de steigers, maar ging elke avond ‘beunen’, om bij te verdienen. Tegenwoordig wil de jeugd na hun studie eerst back-packend de wereld rond. Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt kunnen ze daarna volop werken, maar er worden eisen gesteld aan de werktijd. Geen 40 uur maar 25-28 uur, want: ‘Ik moet ook nog leven’, zo klinkt het.